Dauwdruppels glimmen
Over een eenzame berk
blaast de kille wind
Langzaam kruipt een slak
naar de allerhoogste twijg
De vijver rimpelt
Kikkers die kwaken
krijgen meestal een antwoord
Uit het wuivende riet…
Tegen de avond
kwaken alle kikkers luid
Leegte wordt zichtbaar
Eén hap, dan stilte
En plotseling verdwenen
arme, kleine tor
Wat zoeken ze daar;
Boven de gladde vijver
dansende muggen
Een regendrup valt,
langs een gouden zonnestraal:
Krokussen bloeien
Een vroege sneeuwvlok
Ze wacht stil op het moment
dat ze gaat smelten
In een waterplas
weerspiegelen twee voeten
van de wandelaar
Koude winternacht
Een sneeuwvlok dwarrelend door
het licht van de maan
Geluidloos vallend
op een donkere aarde
Smeltend in stilte
Warme voorjaarszon
bladeren ritselen zacht
Een stille vijver
De avond die valt:
geluidloos als een deken
Niets beweegt, stilte
Vogels die roepen
de dageraad met hun zang;
De verte antwoordt
Een grijze nevel
drijvend op het schaarse licht
verstopt de boomtop
Aan de horizon
stijgt nu reeds de zon omhoog
Het wordt weer ochtend
Snerpend schiet een scheur
in het zwarte oppervlak
Gebroken water
Takken op het ijs
Dan, waggelend langs de kant
een eenzame eend
Vliegt daar een vogel
vluchtend voor de felle kou?
Zacht valt nog een blad
Wachtende sneeuwbui
boven het dorre landschap
Het is al winter
Als de tak zich splitst
op elke loot de bloesem
Geen sneeuw die nog smelt
Aah, een vogel zingt
regen kan haar niet deren
Luistert in stilte
Een traag slakkenspoor
op de donkere aarde
spoelt weg door een bui
Twee donderslagen
doorbreken een stil moment
De natuur roert zich
Uit nevelslierten
steekt de top van een den
Mos groeit op haar stam
Op de zachte grond
ligt een deken van naalden
door de wind beroerd
Op nog zachte grond
ligt stil een deken van sneeuw
Nu is het winter…
Stil scharrelt een mier
haar buit nijver verplaatsend
op een dorre tak
Verdronken landschap
Onder je waterspiegel
een geschiedenis
Altijd verloren
Overspoeld door het water
lig jij te wachten
Geen eb kan zorgen,
wat de vloed heeft verzwolgen,
weer te doen keren
Een voorjaarsgeluid
brengt mij weer tot bezinning:
de zomer nadert
De strakke nerven
tekenen een bladskelet
Gestolde schoonheid
Een waterdruppel
voegt zich bij de andere
Grote waterplas
Een poes is een poes
want knijp eens in haar staart
Dan gaat ze miauwen
Glooiende basalt
zacht kabbelend zeewater
Een vlucht scholeksters
Kleine duizendpoot
de bladrand is zo ver weg
Ben je de tel kwijt?
Een ruisende zee,
paardenhoeven in het zand
Voorjaarsvoorstelling
Verdronken landschap
nu bedekt door nat zilver
Altijd zingend wad
Flakkerend kaarslicht
werpt de schaduw van een vlieg
op de witte muur
Een eenzaam veertje
op de winderige dijk
Schepen aan de kim
Een flonkerend licht
weerkaatst in duizend sterren
sneeuwvlokken vallen
Een witte deken
bedekt de donk 're aarde
Stralende Kerstnacht
Het voorjaar dat wacht
tot het licht weer terugkeert
De nacht is nog koud